Er is weer een volledige week voorbij sinds ons laatste blogbericht. Wij hebben natuurlijk niet stilgezeten. Tijdens onze eerste werkweek vertelde Nabin ons dat er een nieuw festival plaats zou vinden. Het Jungle Festival. Hier zou een dorp gebouwd worden zoals dat er uit ziet in de jungle van Nepal. In dit dorp zouden dan mensen uit de jungle voor een week verblijven, vergezeld van enkele wilde dieren zoals olifanten, apen en heel wat vogels. Het concept deed me wat denken aan het Congolese dorp van Expo 58. Zaterdag trokken we dus met heel wat verwachtingen naar het festival. Daar stond ons een grote teleurstelling te wachten. Buiten heel wat eetkraampjes was er slechts één olifant en zaten er drie mensen uit de stammen van de jungle ergens op een bankje. Niet veel aan te zien.
Op weg naar het festival hebben we wel weer een heel nieuw deel van Pokhara ontdekt waaronder een gezellig marktje.
Aangezien het weekend hier maar één dag duurt, begon zondag onze tweede werkweek. Observeren is duidelijk afgelopen. We werken nu alle drie op een andere afdeling en mogen best al goed meewerken. Lander en Noemi mogen al heel wat visustesten en refractieve onderzoeken doen. Ik zit heel de dag achter een machine om de oogdruk te meten. De taalbarrière wordt overbrugd door de verpleegsters die dienst doen als tolk. Natuurlijk proberen we zelf eerst in beperkt Nepalees en via gebaren, duidelijk te maken wat we van de patiënten verwachten.
Deze werkweek is wel korter dan gewoonlijk. Er vallen namelijk twee feestdagen in. Zo werd dinsdag de god Shiba gevierd. Éen van de belangrijkste goden. Eén van onze collega’s vertelde ons dat we naar het ritueel aan de Devi’s Falls moesten gaan kijken. Hier trokken we dinsdag dan vol verwachtingen naar toe. Van een ritueel was hier echter geen spoor. Gelukkig waren we voorbereid op een eventuele teleurstelling en hadden we een plan B. Vlakbij de Devi’s Falls begint er een trap naar de boeddhistische tempel op het topje van de heuvel die zichtbaar is vanaf het meer. De tempel staat bekend om zijn mooie uitzicht over Pokhara. Na een uurtje puffend de trappen te beklimmen kwamen we boven aan en desondanks het bewolkte weer, was het uitzicht adembenemend. Pokhara blijkt trouwens echt een grote stad te zijn vanaf dat standpunt.
Op de terugweg liepen we langs de grotten nabij de Devi’s Falls. Hier was duidelijk een feestje geweest. Overal kleurpoeder, slierten en een doordringende wierrookgeur. Het ritueel had hier dus plaatsgevonden. Jammer maar helaas. Nog genoeg feestdagen de komende twee maanden.
’s Avonds spraken we met onze Nederlandse collega’s af om in Lakeside wat te gaan eten en te kijken naar de vele kampvuren die aangemaakt werden om de aandacht van Shiba te trekken. Hier stak de plaatselijke bevolking takken rietsuiker in en sloegen ze er mee op de grond, wat luide knallen veroorzaakte. Typisch voor deze dag is ook het openlijke drugsgebruik, in elk café of restaurant werd je door de bediening een joint aangeboden. Drugs in Nepal staan echter niet bekend om hun beste reputatie en hier hebben we dus steeds vriendelijk voor bedankt.
We beginnen België toch wel wat te missen. Voornamelijk de keuken dan. Lander verloste ons van de heimwee door overheerlijke pannekoeken te bakken. De dag nadien probeerden we ook om een (vegetarische) spaghetti bolognaise te maken! Ook voor herhaling vatbaar. Op de foto zie je ook Kevin. Een hondje dat twee dagen bij ons was komen wonen. Ondertussen leeft hij weer op straat. Uit het oog is echter niet uit het hart.