Eerste week vol verwondering

Mijn stage begint pas volgende maandag, dus ik heb – en neem ook – ruimschoots de tijd om alles rustig voor te bereiden. Ik krijg een rondleiding op de University College, neem cursusmateriaal door, tref voorbereidingen voor het eerste gesprek met mijn stagementor, neem een kijkje in de omgeving en schaf een SIM-kaart en een internetverbinding aan. Ondanks deze gemoedelijke periode, moet ik ergens diep vanbinnen toch erg onrustig zijn, want al sedert mijn aankomst zes dagen   geleden, kan ik de slaap niet vatten ’s nachts. Bijna onmogelijk zou je denken met mijn levensstijl, maar het overkomt me toch. Met een paar oordopjes en valeriaansupplementen, eenvoudig verkrijgbaar bij de apotheker, val ik uiteindelijk toch in slaap. Oef.

Tijdens een voorbereidingsweek heb je van die onverwachtse ‘dode momenten’, die je dan best nuttig invult. Bijvoorbeeld met een uitstapje naar de wasserij of een wandeling naar de stageplek. Zo weet je tenminste om welk uur je de deur uit moet ’s ochtends en welke schoenen je best aantrekt, om een al te beschamende eerste indruk te voorkomen. Mijn jarenlange ervaring bij de scouts & gidsen, heeft me met een gewoonte achtergelaten om op een kaartje te kijken voordat ik onbekende wegen bewandel. Dus ik weet van tevoren dat ik een kleine voetweg kan nemen om de grote autowegen te vermijden. Maar deze pracht had ik niet verwacht. De natuur heeft me in haar greep en voor ik het weet, ben ik meer dan een uur op stap (de rechtstreekse route neemt slechts 10 minuten in beslag). Ik moet mijn euforie uitwandelen, maar het wordt steeds beter en ik word steeds euforischer. Er komt zelfs een vijver met eenden, zwanen en een reiger op mijn pad. Ik kan me gewoon geen betere route voorstellen om te reflecteren over een stagedag op weg naar ‘huis’. In al mijn euforie, begroet ik een opa die de eenden aan het voederen is. Zijn kleinkind naast hem in de poussette op een voetgangersbrugje: het perfecte plaatje. Maar hij zegt niets terug, kijkt me zelfs verbijsterd aan. Oké, ik heb het begrepen, dit doe je dus niet in Denemarken: een onbekende begroeten op een publieke plaats. Glimlach zo breed als je wil, desnoods een knikje, maar houd die mond dicht.

Eerste 3 dagen in Esbjerg

 

Al op de eerste dag geeft een lokale studente me een rondleiding in de stad. De bebouwing is sober en duurzaam. Er is één winkelstraat, een ijspiste (een sobere: geen kraampjes errond, weinig versiering, maar met véél kinderen) en één station, en de rest van de stad met haar stadium, scholen, verzorgingscentra, enzovoort.. is erg uitgestrekt: alles ligt ver uiteen en is verbonden door brede, lange straten. Er is weinig tot geen hoogbouw. Deze (typische Deense?) stad is dun bevolkt en dat zorgt voor ademruimte, wauw, wat een verschil met Brussel of Gent of zelfs Leuven. Ik hou ervan. Mijn Erasmuscollega’s denken er anders over: ‘Het is hier doodsaai, er valt niets te beleven. Maar de mensen zijn wel aardig.’ Esbjerg is geen hoofdstad, dus kan je ook niet verwachten dat ze bruist van de feestjes. Mij niet gelaten, ik hou nu al van deze plek. Ik hou van de frisse, open hemel en de zee… De overheid vangt hier niet alleen massaal veel wind op, maar haalt ook olie uit de grond, wat van de kustlijn een lange ‘dok’-achtige, duistere openluchtloods maakt. Voor het strand moet je veel verder, maar ik heb nog geen buskaart en woon niet vlakbij een busloket. Wanhopig om de zee te zien, trek ik mijn avonturierschoenen aan en sluip ik langs een bulldozer een aardeweg in tussen het containerpark en een energiebedrijf (wat anders?) richting kustlijn. Hier is het ècht koud en vandaag ook zeer vochtig, maar ik heb me goed gekleed. De frisse zeelucht doet me enorm veel deugd en ik hou van deze sfeer, ik kom zeker terug als het weer beter mee zit, want door de mist zie ik nu wel maar 10 meter ver in de zee.