Bezoek State University of Milan – Terapia Occupazionale

Vandaag gingen we op bezoek bij de opleiding ergotherapie aan de universiteit van Milaan. De opleiding bevindt zich niet op de universiteit zelf, maar op een campus aan de rand van de stad, vlak bij het San Siro stadion. We waren, zonder dat we het beseften de campus bijna voorbij gelopen. Het is een heel klein gebouw, dat er eerder uitziet als een appartementsblok. In de omgeving is er verder niets buiten  appartementen. Voor ons toch wel een vreemde omgeving voor een campus van een universiteit.

Door een groepsgesprek met de studenten van het eerste en derde jaar, kwamen we veel over elkaar te weten. De opleiding ergotherapie in Milaan is de enige in Italië die erkend is door de WFOT. De andere opleidingen in Italië zijn niet erkend. Net als in België duurt de opleiding hier 3 jaar. De opleidingen in beide landen zijn vrij gelijkaardig: in het eerste jaar zien we beide vooral algemene vakken, zoals anatomie, psychologie, filosofie, en klinisch redeneren. In het tweede jaar zijn het meer praktijkgerichte vakken. Net als wij zien zij ook lessen zoals fysieke revalidatie en psychiatrie. Een groot verschil tussen beide opleidingen is dat zij heel weinig les krijgen over kinderen. Dat komt omdat ergotherapie bij kinderen in Italië zeer weinig toegepast wordt.

Ook hoe ze hun praktijk aangeleerd krijgen verschilt van hoe wij dit zien. Wij hebben op school onze skillslabs. Zij hebben op school enkel 3 leslokalen, waar ze de theorie aangeleerd krijgen. Ze zitten in een vast lokaal: eentje voor het 1e jaar, voor het 2e en voor het 3e. Alles van praktijk wordt hen aangeleerd in het Revalidatiecentrum van Don Gnocchi, dat we gisteren bezochten. Hun visie is ook helemaal anders. Bij ons is de keuze van model, en top-down of bottom-up werken afhankelijk van de context en de patiënt. Hier wordt zo goed als altijd gekozen voor top-down werken. De patiënt en zijn wens staan altijd centraal. Ook is familie heel belangrijk in de behandeling. Tijdens het eerste gesprek met de patiënt, wordt meteen gevraagd naar zijn familie. Dit wordt in België wel eens vergeten.

Verder zijn beide opleidingen vrij gelijkaardig. Er is wel een zeer groot verschil in het aantal studenten. Hier starten ze in het eerste jaar slechts met 20 studenten. Daarvan stopt zo goed als niemand. Bij ons starten we met een veel grotere groep, maar zien we wel dat er veel meer stoppers zijn. Dat komt volgens ons door de prijs van de opleiding. Het is in Italië heel duur om te gaan studeren aan de universiteit. Er wordt wel rekening gehouden met het inkomen van de ouders, maar toch kost het al snel rond de 3000 euro per jaar aan inschrijvingsgeld om hier te studeren. Daarom denken wij dat studenten ten eerste veel beter nadenken over hun studiekeuze, alvorens te starten met de opleiding, en ten tweede minder snel geneigd zijn om te stoppen, gezien de prijs die ze hiervoor moesten betalen.

Na ons groepsgesprek, werden we door een groepje studenten uitgenodigd om mee te komen eten. Ze hadden allerlei gerechten klaargemaakt, zoals lasagne en een soort quiche, die ze met plezier met ons deelden. Eten is hier een heel belangrijk deel van de cultuur, werd ons verteld. Er wordt hier veel belang gehecht aan samen eten, omdat je elkaar zo beter kan leren kennen, en je dus een band krijgt met elkaar. Het was heel leuk om ons bezoek op deze manier af te sluiten, en we houden zeker nog contact met de Italiaanse ergotherapiestudenten.

Dit zijn de foto’s van het schoolgebouw:

De groep studenten waarmee we spraken, en het etentje nadien:

Dat was ons laatste bezoek voor het weekend. Dit weekend gaan we Milaan verkennen, en maandag doen we ons laatste bezoek.

Ciao!

Bezoek aan de spinal unit at the Niguarda Hospital

Vandaag zijn we in de namiddag op bezoek geweest in het Niguarda ziekenhuis op de spinal unit. Dit is een afdeling waar men rug – ziekten en aandoeningen behandelt (spina bifida, quadriplegie en paraplegie). De weg er naar toe verliep vlot. Bij de foto’s kunnen jullie de plattegrond zien van het ziekenhuis, dit was immens groot. Google maps kon ons niet helpen dus moesten we de plattegrond lezen en hieruit de juiste weg zoeken.

Eens we aan het juiste gebouw aankwamen merkten we al snel dat hier ook, net zoals gisteren, gewerkt werd met verschillende kleuren in de kledij om de disciplines aan te duiden. Zo dragen de paramedici witte kledij, de dokters groene en de verpleegkundigen blauwe. Daarnaast zagen we dat er een familiaire band aanwezig was tussen de patiënten en de zorgverleners maar ook tussen de verschillende patiënten onderling. Wanneer we dit navroegen aan één van de studenten ergotherapie vertelde ze dat dit enkel in deze instelling aanwezig was. Tijdens ons gesprek met de ergotherapeut kwamen we te weten dat er een patiënt met zijn vrouw gaat trouwen in het ziekenhuis. Dit vonden Melissa en ik iets heel speciaal omdat we dit niet zien gebeuren in België.

De afdeling van het ziekenhuis behandelt zowel kinderen als volwassenen die rugaandoeningen hebben. De mensen kunnen hier ambulant langskomen maar ook residentieel verblijven. Paraplegie patiënten verblijven gemiddeld 6 maanden in het ziekenhuis, bij mensen met een quadriplegie is dit een jaar.

De ergotherapeut die ons vandaag meenam om een kijkje te nemen werkt niet volgens een bepaald principe. Ze vindt dit mooi in theorie maar moeilijk uitvoerbaar in de praktijk. Wanneer we vroegen of ze gebruik maakte van een top down of bottom up behandeling vertelde ze ons dat dit zeer afhankelijk is van de patiënt. Net zoals het cliënt centered werken, niet elke patiënt kan zijn wens uitdrukken of realistische doelen opstellen. De ergotherapeut maakt deze dan op in plaats van de patiënt maar probeert zoveel mogelijk rekening te houden met de patiënt.

Gisteren merkten we op dat familie heel belangrijk is in Milaan, dit konden we vandaag terugzien doordat er op het multidisciplinair overleg, dat maandelijks plaats vindt, zowel de patiënt als de familie uitgenodigd wordt om dit bij te wonen. Ook de therapiesessies mogen worden bijgewoond door de familie. Ze hebben hier ook geen bezoekuren dus familie mag zelf kiezen hoelang men blijft en op welk moment men komt.

Binnen een therapie vindt de ergotherapeut vertrouwen tussen haar en de patiënt maar ook tussen de ergotherapeut en de familie belangrijk. Ze vertelde ons dat wanneer er vertrouwen is, het niet erg is als je een fout maakt omdat dit mag en kan wanneer je een goede band hebt. Door het vertrouwen bouw je een goede relatie op met je cliënt.

Men voert hier ADL activiteiten, kooktherapieën, wandelsessies, computersessie, elektrostimulatie en huisbezoeken uit. Maar ook het maken van ortheses, en gebruik van splints en hulpmiddelen behoort tot het takenpakket van de ergotherapeut. Een therapiesessie duurt ongeveer 45 minuten. En elke dag krijgen de patiënten ergotherapie en kinesitherapie. In deze instelling vinden we niet enkel het behandeltraject terug maar ook het adviestraject. Men geeft advies omtrent hulpmiddelen, zo zal men samen met de patiënt de geschikte rolstoel samenstellen. Ook woningaanpassingen komen eveneens aan bod.

We mochten een therapie bijwonen waarbij er aan de patiënt met een paraplegie de transfer in en uit de auto werd geleerd. Dit werd geleerd in een klein groepje met begeleiding van de ergotherapeut alsook van een patiënt die hiermee al ervaring heeft. Eerst moest de patiënt zich zelf transfereren om nadien het kussen uit de rolstoel te halen, de wielen 1 voor 1 losmaken en op de achterbank leggen. Daarna moest de patiënt de rugleuning dichtplooien en de rolstoel in de auto over zich heen heffen en op de stoel naast hem plaatsen. De laatste stap was voor de patiënt moeilijk omwille van het feit dat men de rolstoel over zich en het stuur heen moet heffen. Bij het uitstappen had de patiënt minder moeilijkheden. Dan merkten we enkel moeilijkheden bij het opzetten van de wielen.

Wanneer we vroegen naar de regels omtrent het autorijden met een beperking merkten we een groot verschil met België. In België moet je testen afleggen zodat je mag rondrijden met een aangepaste wagen wanneer je een beperking hebt. Hier, in Milaan, hoeft dit niet. De ergotherapeut geeft de mensen rijles in een auto die aangepast is aan de patiënt. Enkel wanneer men twijfels heeft over de rijkunsten van de patiënt zal hij of zij doorverwezen worden naar een instelling waar hij of zij testen moet afleggen.

Als tweede therapie konden we kijken hoe iemand met een paraplegie zich leert aan- en uitkleden. Dit was ongeveer hetzelfde als in België.

(de voorkant van het ziekenhuis)

Bezoek Fondazione Don Gnocchi

Deze voormiddag gingen we Fondazione Don Gnocchi bezoeken. Dit is een centrum dat zich bezig houdt met rehabilitatie, educatie en professionele training. Het is het grootste revalidatieziekenhuis in Italië, en één van de enige centra met een research center. Het ziekenhuis bestaat uit verschillende departementen:

  • Een revalidatieziekenhuis met 120 bedden. Hier zijn volwassenen met neurologische stoornissen opgenomen: MS, Parkinson, CVA,… Alle neurologische aandoeningen vind je hier terug. Daarnaast kunnen hier mensen terecht met cardiologische stoornissen en longaandoeningen. Het centrum is enkel voor volwassenen, die verblijven hier 1 tot 6 maanden.
  • Een deel voor personen die ambulant komen revalideren.
  • Een revalidatieafdeling voor kinderen. Hier wordt geen ergotherapie gegeven. Dit wordt minder gedaan is Italië.
  • Dagcentra voor personen met een handicap. Hier werken vooral opvoeders, en wordt weinig therapie gegeven. Personen die hier komen, doen verschillende activiteiten.
  • Centrum voor bijzonder onderwijs. Zoals eerder gezegd wordt er bij de kinderen geen ergotherapie gegeven. Een school voor bijzonder onderwijs is ook vrij uitzonderlijk in Italië. De overheid wil dat zo veel mogelijk kinderen naar het gewoon onderwijs gaan.

In het centrum hadden we afgesproken met Ingela Johnson. Zij is het hoofd van de dienst ergotherapie (in totaal werken er 6 ergotherapeuten), en is ook opleidingshoofd ergotherapie aan de universiteit van Milaan. Ingela is zelf afkomstig uit Zweden en heeft daar ergotherapie gestudeerd. Daarna ging ze werken in Algerije, nadien kwam ze in Milaan terecht. Om te beginnen vertelde ze ons wat meer over ergotherapie in Italië. Ergotherapie bestaat hier nog niet zo lang. Het begon in 1977. In dit jaar werd hier de associatie ergotherapie opgericht, door ergotherapeuten die de studies in het buitenland hadden gevolgd, of uit het buitenland afkomstig waren. Het beroep werd in Italië erkend in 1979. Daarvoor was er enkel sprake van ‘revalidatietherapeuten’: een soort fysiotherapeuten, die ook een aantal lessen ergotherapie hadden gekregen. Pas in het academiejaar 2000-2001 startte in Milaan de opleiding ergotherapie aan de universiteit. In 2004 studeerde de eerste Milaanse ergotherapeuten af. Ergotherapie is hier dus nog een vrij nieuwe discipline. Ondertussen zijn er 14 scholen in het land waar men ergotherapie kan volgen, maar enkel de universiteit van Milaan heeft een opleiding die erkend is door de WFOT.

Vervolgens kregen we van Ingela een rondleiding door het ergotherapie deel van het revalidatiecentrum. Het eerste wat hierbij opviel is dat in elk therapielokaal een keuken staat. Italianen koken blijkbaar zeer graag, dus is dat een belangrijk onderdeel van hun therapie. Om een realistisch beeld van de keukens bij de mensen thuis weer te geven, zijn de keukens niet aangepast, de meeste zijn ook redelijk verouderd. Slechts 1 keuken was aangepast, met een werkblad dat verstelbaar was in hoogte. Verder was er ook een kast, waarvan de inhoudt hoger en lager kon geplaatst worden. Dat is iets wat we in België nog nooit gezien hadden, maar nu we weten dat het bestaat, willen we het beide wel in huis. Dat zou echt handig zijn, met onze lengte.

Verder waren de therapielokalen vrij simpel. Het enige speciale materiaal, zijn tafels die verstelbaar zijn in hoogte. Verder viel het ons vooral op dat er enorm veel gewerkt wordt met creatief materiaal, en er heel veel vaardigheidstraining wordt gedaan. Dat is een groot verschil met België, waar in revalidatiecentra vooral veel functietraining gedaan wordt, en er ook veel minder met creatief materiaal gewerkt wordt. Ingela vertelde dat ze in het centrum een top-down visie hebben. Ze bekijken welke vaardigheden de patiënt zelf terug wil kunnen, en werken hieraan. Het gaat daarbij over ADL, en activiteiten zoals koken en tuinieren. Belangrijk hierbij is de autonomie van de patiënt. Het creatief materiaal wordt vaak gebruikt voor patiënten die naast hun fysieke problematiek ook kampen met psychiatrische stoornissen, zoals bijvoorbeeld depressie, wat vaak voorkomt bij deze doelgroep. Wat ze regelmatig met deze mensen doen is collages maken, en ze aan de hand daarvan laten vertellen over zichzelf. Zo bouwen ze ook een goede relatie op met de cliënt. Ook houtbewerking wordt hier veel gedaan. Al deze therapieën vinden individueel plaats. Op deze manier kunnen de cliënten zich beter concentreren, en omdat groepssessies ook heel moeilijk in te plannen zijn, door de drukke schema’s van zowel de therapeuten als de cliënten. Af en toe kan het wel dat er een groepssessie plaats vindt, in een groepje van 2 à 3 personen.

Vroeger zag de dienst ergotherapie er hier helemaal anders uit. Toen werd er geen therapie gegeven, maar kwamen de patiënten enkel naar daar voor hulpmiddelenadvies. Dat heeft nog steeds een belangrijke plaats in het centrum: er is een groot lokaal waar allerlei hulpmiddelen liggen, zoals bestek, borden, bekers,… In dit lokaal kunnen de mensen ook terecht voor rolstoeladvies. Dat wordt gedaan door een rolstoeltechnieker, niet door een ergotherapeut.

Onze rondleiding eindigde bij een smarthouse. In het ziekenhuis werd er een volledig aangepast huis nagemaakt, er werkt zelfs een ingenieur aan mee. Alle mogelijke aanpassingen en domotica kan je hierin terugvinden. Er is een kamer met communicatiehulpmiddelen, een slaapkamer, een badkamer (deze hebben we niet gezien, want was bezet op het moment van de rondleiding), een keuken en een living.

Het huis kan gebruikt worden om met de patiënt te oefenen op transfers, ADL,… De situatie kan zo reëel mogelijk gemaakt worden voor de patiënt, omdat alle meubels verplaatsbaar zijn. Alles in het huis kan ook bediend worden via de stem, knoppen of bewegingen. Zo kunnen patiënten allerlei mogelijke aanpassingen uitproberen, alvorens ze thuis uit te voeren. Wat ook leuk was aan het huis, was de televisie. Daarop stond een camera, waardoor de patiënt hier ook oefeningen mee kan doen, onder andere op evenwicht en beweging van de onderste ledematen. Een tijdje geleden heeft men hier ook een project mee uitgevoerd, waarbij een ergotherapeut live via die camera oefeningen gaf, die patiënten dan thuis op hun tv zagen en konden uitvoeren.

Wat ook speciaal was in het centrum was de tuin. Deze wordt niet enkel gebruikt om met de patiënten te tuinieren, maar ook om te oefenen met stappen (zonder en met loophulpmiddel) en rijden met de rolstoel op verschillende ondergronden.

Na de rondleiding konden we nog even verder praten met Ingela. Zo kwamen we te weten dat de fondazione een privéorganisatie is. Dat wil zeggen dat de kosten niet gedekt worden door de overheid. In principe zouden de patiënten dus alles zelf moeten betalen. Maar omdat het een foundation is, werken ze hier met giften, en van die giften worden de ziekenhuiskosten van de patiënten deels gedekt. Verder hadden we het nog over de verschillende assessments en modellen die hier gebruikt worden. Wanneer de patiënt binnen komt stelt men hem verschillende vragen om te weten te komen wie de persoon is, wat zijn interesses zijn, waarmee hij moeilijkheden heeft en wat zijn vraag precies is. Dat brengt men ook in kaart aan de hand van verschillende modellen: het OTIPM, MOHO, COPM en de MOVI (een Italiaans model). Verder wordt ook het taxonomy model gebruikt om een overzicht te krijgen van wat de patiënt kan en wat niet. Je kan dit ook samen met de patiënt invullen, en zo prioriteiten stellen. Dit vonden we een heel interessant model, dat we nog niet kenden vanuit België. Men gebruikt hier ook verschillende schalen: de AMPS, de volition questionaire (MOHO) en de abilhand. Van die laatste hadden we zelf nog nooit gehoord, maar blijkbaar is dit een Belgisch model, ontwikkeld door de KU Leuven. Het brengt in kaart wat de patiënt kan en wat niet, op vlak van handmotoriek. Hierbij gaat het over taken zoals een rits openen en sluiten, een zakje chips openen,… De patiënt vult deze scorelijst ofwel zelf in, ofwel samen met een ergotherapeut.

Verder kwamen we te weten dat er niet echt samenwerking is tussen de verschillende disciplines in het revalidatiecentrum. 1 keer per week komen ze samen om te vergaderen, maar verder werken de disciplines heel individueel, los van elkaar. Ze houden zich niet echt met elkaar bezig. Ingela vertelde ons dat dit eigenlijk heel gewoon is in Italië, maar dat er eigenlijk wel meer samengewerkt zou moeten worden.

In het centrum wordt het therapieprogramma van de patiënten wekelijks samengesteld door een revalidatiearts. Daarna worden de sessies ingepland door de verschillende disciplines. Een ergotherapeut maakt aan de hand daarvan de weekplanning voor alle ergotherapeuten in het revalidatiecentrum op. Alles in het centrum gebeurt nog op papier, waardoor dat een erg moeilijke en tijdrovende taak is.

We sloten ons bezoek af met een lekker hapje. Een van de patiënten die momenteel in het centrum verblijft is namelijk Grieks, en had tijdens de therapie een Griekse specialiteit klaargemaakt. De naam hebben we helaas niet onthouden, maar het was een gefrituurd hapje van bladerdeeg, met kaas, rode ui en een soort gedroogde ham. Er was genoeg voor alle therapeuten, en ook wij mochten proeven. Na nog wat gepraat te hebben met de therapeuten, en de Griekse patiënt, vertrokken we richting Niguarda, voor ons tweede bezoek. Daar later meer over.

Nog even oplijsten wat ons vandaag het meeste is opgevallen:

  • Er wordt hier veel meer vaardigheidstraining gegeven dan in Belgische revalidatiecentra.
  • Er is minder samenwerking met andere disciplines.
  • De cliënt staat hier centraal, de therapie wordt gemaakt aan de hand van wat hij het belangrijkste vindt.
  • Familie is hier erg belangrijk. Ze mogen hier op bezoek komen wanneer ze willen. Er zijn geen bezoekuren. Ze mogen ook bij de therapie aanwezig zijn.
  • De sfeer in het centrum: alle therapeuten komen goed overeen met elkaar. Ze eten allemaal samen in één van de therapielokalen, en ook de patiënt die gekookt had was erbij. Ook alle stagiairs aten mee in hetzelfde lokaal. In een gelijkaardige instelling in België zou dat niet het geval zijn. Wij hebben beide al gemerkt dat stagiairs apart moeten eten op grote stageplaatsen, en ook patiënten eten apart bij ons.
  • Het smarthouse! Dit hebben we nog nooit ergens anders gezien. Moesten we iets kunnen meenemen naar België, dan zou het dit huis zijn.

Dat was het bezoek aan Fondazione Don Gnocchi. Hieronder volgen nog enkele foto’s.

Taxonomy model:

Hulpmiddelen en rolstoelen:

De deuren gaan in het centrum op een speciale manier open, voor plaatsbesparing, en voor de veiligheid (omdat er anders wel eens gebotst kan worden):

Smarthouse:

Keukenkast verstelbaar in hoogte:

Wandelpad in de tuin:

 

 

Bezoek Rsa San Giorgio

Vandaag stond ons eerste bezoek gepland!

We zijn Rsa San Giorgio, een woon-zorgcentrum binnen de organisatie van Korian gaan bezoeken. Het woon-zorgcentrum is 5 verdiepen hoog waarvan 4 verdiepen voor de patiënten zijn. Hoe hoger het verdiep, hoe groter de zorgen. Het 5de verdiep is enkel voor het personeel en directie beschikbaar.

Onze tocht naar de instelling is zonder problemen verlopen, omdat we geen risico wouden nemen hebben we gekozen om te voet naar de metro te gaan zodat we niet de foute kant op gingen met de bus. De metro was een speciale ervaring omwille dat deze automatisch bestuurd wordt en er dus geen bestuurder aanwezig is en je helemaal vooraan kan plaatsnemen.

Toegekomen op de instelling werden we uitgenodigd om een koffie te drinken samen met de directie en de ergotherapeut, Michela. Tijdens dit moment hebben we een goed gesprek kunnen voeren waar we heel wat informatie hebben uitgehaald. In het woonzorgcentrum werkt men veel rond handrevalidatie, het behouden of verbeteren van de sensibiliteit en passieve mobilisatie van de bovenste ledematen. Dit kan zowel in groep als individueel plaatsvinden. Creatieve groepstherapieën worden voornamelijk gedaan omwille van de socialisatie en aandachtstraining die hierbij aan bod komt. Een ADL activiteit zoals een ergotherapeut in België uitvoert in de ochtend vindt hier niet plaats omwille dat de ergotherapeut haar werkdag begint om 9 uur. Fixatie wordt hier enkel toegepast wanneer mensen een hoog vlarisico hebben en men goedkeuring heeft van de familie. Men maakt dan gebruik van voorzettafels of een gordel.

Men maakt voornamelijk gebruik van non farmacologische behandelingen, voor het oefenen van de fijne motoriek en de cognitie gebruikt men het medium farmacube (zie foto, groene en rode kubussen). Dit is een medium waarbij de patiënt de blokken juist op de tekening moet leggen zodat alle blokken gebruikt worden en de tekening gevuld is met de juiste kleur. Silverfit is een programma waarmee men voornamelijk de grove motoriek kan trainen. De patiënt ziet een persoon op de televisie een positie aannemen en moet deze nabootsen. (Je kan dit vergelijken met het spel van de WII) Daarnaast wordt er heel wat therapiemateriaal zelf gemaakt omwille van de kosten. Het woon-zorgcentrum is een privé organisatie wat ervoor zorgt dat de patiënten alles betalen en er geen subsidies worden ontvangen. Om de kost voor de patiënten zo laag mogelijk te houden wordt er low budget gewerkt.

Net zoals bij ons in België maakt men gebruik van het assessment: MMSE. Dit doet men vooral om zelf een beeld te krijgen over de patiënt en therapiesessies te kunnen maken. Daarnaast maakt men gebruik van de Barthel-, Tinetti en Conley schaal. Het grootste verschil met België is dat wij de mensen in Belgische woon-zorgcentra geen therapie gaan geven om te verbeteren maar wel om de resterende kwaliteiten in te zetten tijdens aangeboden activiteiten en de occupationele tevredenheid zo hoog mogelijk houden.  Hier gaat men gericht werken op het verbeteren van functies.

Bij het opstellen van een activiteit zal er rekening gehouden worden met de pathologie, de intrinsieke motivatie van de patiënt zowel individueel als in groep, en kijken of de patiënt al dan niet hulpmiddelen nodig heeft voor het uitvoeren van activiteiten. Er wordt ook geluisterd naar de individuele wens van de patiënt, zo vraagt men op welk moment van de dag hij het liefst therapie krijgt en of hij het liefst individueel of in groep oefent. Meestal vindt de therapie tussen 10 uur ’s ochtends en 12 uur ’s middags plaats, nadien gaan de patiënten eten. Rond 13 uur 30 wordt een rustmoment gehouden tot ongeveer 16 uur. Om 16 uur krijgt de patiënt een vier uurtje en vinden er verschillende activiteiten plaats.  Op zaterdag werkt er telkens 1 persoon van het multidisciplinair team in het voormiddag zodat er op zaterdag een therapiesessie wordt aangeboden. Op zondag komt er meestal een zanger / band langs die enkele hits komt spelen. In het weekend is er ook wekelijks een misviering in het rusthuis.

De belangrijkste verschillen die we opmerken tussen een woon-zorgcentrum in Milaan en België zijn:

  • In Milaan geeft men therapie zodat de patiënt evolueert, in België richt men zich op het behouden van de resterende mogelijkheden
  • In België werkt er bijna in elk woon-zorg centrum een ergotherapeut. Rsa San Giorgio heeft als enige een ergotherapeut in dienst van de overkoepelde organisatie Korian.
  • Familie komt hier veel op bezoek en blijft ook zeer lang aanwezig.

Dat was het voor vandaag. Morgen staan er twee bezoeken op de planning: IRCCS S. Maria Nascente en de spinal unit van ospedale Niguarda. Daar morgen meer over.