Dit weekend ben ik, Jolien, samen met Tessa, Nele en haar Duitse huisgenootjes op trip geweest naar Gunsi, een Saramaccaans dorpje gelegen aan de Boven-Surinamerivier. We vertrokken zonder veel plannen (zoals de echte Surinamers ;-)) richting Tei Wei, het resort (‘hottelletje’ ;-)) gelegen aan het dorpje Gunsi. Het werd een weekendje cultuur opsnuiven temidden de jungle, wat ontaarde in een fantastische ervaring!
Zaterdagochtend kwam de taxibus ons thuis ophalen (zoals echte Surinamers een kwartier te laat ;-)). We bleken duidelijk niet de enige te zijn die richting Atjoni reden. Zonder veel uiteleg (en alweer een kwartier stilstaan) pikten we onderweg in Paramaribo nog twee Surinaamse vrouwen op. Na ongeveer een 3 Ć 4u rijden, kwamen we aan in Atjoni, waar we konden overstappen in de korjaal. Atjoni is ook de plaats waar goederen verhandeld worden voor de dorpjes langs de rivier. Na weeral even wachten (want zo werkt dat hier ;-)) konden we op ons bootje stappen. Na een boottochtje van ongeveer een uurtje kwamen we aan in Tei Wei / Gunsi. We werden hartelijk ontvangen door Kukcy en Bert (kleinzoon en grootvader), de beheerders van het resort. Vooraleer het dorpje binnen te stappen, wandelden we onder een azam-paw om de kwade geesten te verdrijven (veiligheid boven alles :-p). Op een stijl bergje bevonden zich enkele paalhutjes, en tevens onze overnachtingsplaats, die uitkeken op de Boven – Surinamerivier. Van op het balkon had je een prachtig uitzicht op de Boven-Surinamerivier. Na al onze spullen gedropt te hebben, konden we aan tafel schuiven voor een typische Saramaccaanse maaltijd: rijst, kousenband en verse vis (surprise ;-)). Na de maagjes gevuld te hebben, kregen we een rondleiding in Gunsi, een dorpje met slechts 50 bewoners. Hieronder een overzichtje van het leven in Gunsi:
– Alvorens het dorp binnen te wandelen, gingen we de kapitein van het dorp groeten. Deze man is de baas van het dorp en staat dus in voor de organisatie van dorpsvergaderingen en het nemen van beslissingen. Wanneer de kapitein niet aanwezig is, is er een basia (onderkapitein) die het roer tijdelijk overneemt. De kapitein en basia worden bij sterfte steeds opgevolgd door een familielid (vergelijkbaar met de koningsfamilie in BelgiĆ« ;-)).
– De mensen hier zijn niet christen, maar geloven wel. Zij maken contact met God via houten kruisbeelden die bedekt zijn met palmbladeren. Zo hebben ze een klein bidplaatsje om contact te maken met God. Hier worden tevens ook de geneesmiddelen van kruiden gemaakt en verzameld. Verder bevinden er zich op dit stukje erf ook twee open hutjes: Ć©Ć©n voor een overleden persoon op te baren en Ć©Ć©n voor de familie die komt afscheid nemen. Het afscheid nemen gebeurt in deze hut door de vrouwen. De mannen begraven de overledene verderop in het bos en nemen daar afscheid (dit is verboden terrein voor vrouwen).
– De bewoners leven in kleine, houten hutjes met een golfplaten dak. De oudste hutjes hebben nog steeds een dak van palmbladeren, maar omdat dit veel onderhoud vereist, wordt dit nu nog maar zelden gebruikt.
– De bewoners wonen gegroepeerd per familie in het dorp.
– Elk gezin of elke familie heeft zijn eigen moestuin (eerder stukje jungle ;-)) waar ze hun groenten en fruit oogsten. De meeste moestuinen bevinden zich dieper in de jungle, die aan de rand worden voornamelijk beheerd door de oude bewoners. Door bomen om te hakken en te verbranden in het bos, komt een stuk vrij waar men op kan zaaien. Alles staat er door elkaar (logica is hier dus helemaal niet terug te vinden ;-)). De moestuin die wij zagen, was in onze ogen heel groot, maar volgens de bewoners hier slechts een kleintje.
– In Gunsi is er Ć©Ć©n bakkerijtje (een hutje met een kleine oven ;-)) aanwezig. De broodjes voor het hele dorp worden er gebakken door een dame. We mochten meteen proeven (mmm, heerlijk!). Echte traditionele broodjes smaken eens zo goed (zeker als je dat flutjesbrood in de stad steeds eten moet!).
– Kukcy, de beheerder van Tei Wei, heeft er ook een plaatselijk radiostation opgericht. Hij verzorgd het radiogedeelte (is zelf omroeper) volledig zelf.
– De dames staan in voor het huishouden. Hun zie je dan ook geregeld met tonnen afwas op hun hoofd richting de rivier stappen. Wassen en afwassen gebeurt dus in de rivier.
– De kledingdracht bestaat voornamelijk uit zelfgemaakte doeken. Ook voor de mannen is er een speciaal ‘doekmodel’.
– Vreemd genoeg lopen de meesten jonge mensen er wel met een hypermoderne gsm rond. Iets dat helemaal in contrast staat met de manier waarop de mensen er leven.
Kukcy wist ons dus helemaal te boeien met zijn verhaal over Gunsi!
Na de dorpswandeling, trokken we met het bootje verderop in de rivier. Hier konden we samen met de kindjes van het dorp ploeteren in het water. De kinderen waren duidelijk meer vertrouwd met de stroming dan wij (oepsie, net niet weggestroomd :-p). Na deze verfrissing, werden we volledig ingepalmd door de kinderen. De jongens speelden een partijtje voetbal, terwijl de meisjes ons haar volledig inpalmden. Met drie tegelijk zaten ze er vlechtjes in te maken (vlechtje erin, vlechtje eruit en zo ging het maar door, ongeveer 1u 30min lang!). Na enkele haren kwijt gespeeld te hebben, konden we ons eindelijk gaan omkleden en later weer aanschuiven aan tafel. We kregen cassavesoep met rijst(mmmm). Na onze maaltijd gingen we weer aan boord om op zoek te gaan naar kaaimannen. Niet veel later had de bootsman er eentje ontdekt. Je ziet ze op verre afstand door hun feloranje ogen (net lichtjes) in het water. Wanneer we dichterbij vaarden, konden we hun hele kop zien. Zo zagen we er een viertal, spijtig genoeg hebben we ze niet gevangen (voor een volgende keer dan maar ;-)). Verder zagen we vuurvliegjes in het bos, nachtzwaluwen op de rotsen en hoorden we de brulapen in de verte roepen. Eens terug, palmden de kinderen ons helemaal in door het zingen van liedjes spelen van spelletjes. Een bandje uit het dorp gaf ons ook een trommelconcert en samen met de kinderen dansten we er op los rond het kampvuur. Wat een heerlijke avond met zo een schattige kindjes (wou ze zo allemaal meenemen naar huis! :-D). Daarna maakten we er onder ons nog een gezellige avond van met enkele jeugdsentimenten (K3 en nog veel meer ;-)).
De volgende ochtend genoten we van een heerlijk ontbijtje: broodjes (gebakken door de dame in het dorp) en omeletjes. Hierna wandelden we door de jungle richting Nieuw-Aurora. Nieuw-Aurora is een nabijgelegen dorpje met ongeveer 1500 inwoners. De kinderen van Gunsi moeten in Nieuw-Aurora naar school. Ze wandelen ongeveer een halfuurtje via de jungle, zoals wij ook deden, of nemen de schoolboot. In tegenstelling tot Gunsi, is dit een groot dorp met meer mogelijkheden. Ook nu weer maakten we kennis met de plaatselijke bevolking en de familie van Kukcy, wat een vriendelijke mensen allemaal. Het taaltje (Saramaccaans en Sranan Tongo) is echter niet altijd zo verstaanbaar voor ons (maar dat leek niet iedereen door te hebben –> blijven praten! :-p). Onderweg kwamen we heel wat ambachten tegen: meubelmaker, kleermaakster (doeken dus ;-)), dame die potjes maakt uit kalebassen (deze potjes zie je hier heel veel :-)), pinda’s bakken, … . EĆ©n van de vrouwen bood ons ook een pompelmoes (vierdubbel zo groot als diegene wij kennen) recht van de boom aan. Verder bezochten we het plaatselijk schooltje. De klaslokalen zien er leeg uit met enkel een bord, oude banken en stoelen (zo’n 30 kinderen per klas), en hier en daar wat educatief materiaal aan de muur. Ook liepen we langs de kerk (hier wonen wel christenen) en de medische post. Hier wonen de juffen in de stenen huizen rond de school en de dokters in de stenen huizen rond de medische post (dit zijn veruit de enige stenen huizen ;-)). Na een uitgebreide kennismaking wandelden we terug richting Gunsi. Hier aten we nog, waarna we afscheid namen van de vriendelijke bewoners om terug te varen richting Atjoni. Onderweg stopten we nog even bij Jaujau, om ook dit dorpje te bezoeken.
Eens aangekomen in Atjoni konden we ons klaarmaken voor de terugrit. Dit duurde echter langer dan verwacht: langs de kant van de straat leken we de ene persoon na de andere te moeten oppikken (met nog eens de nodige bagage). Dit gebeurde steeds zonder veel uitleg en leek de normaalste zaak van de wereld te zijn. Dit allen wetende dat de taxichauffeur al van s’ ochtends in Atjoni was om ons op te wachten (die Surinamers toch!). Na een viertal stops kon het kleine busje geladen met zakken voedsel, bagage, 11 volwassenen, 1 kindje en een schildpad eindelijk doorrijden richting de stad. Dit zijn dan weer momenten waar je je vreselijk kan ergeren aan het Surinaamse ritme. š
We kunnen terugblikken op een fantastisch weekend waar we konden kennis maken met de unieke gewoonten van een traditioneel dorpje.